Openbare bestraffing en verborgen liefde

Onlangs werd ik met het gedeelte uit Mattheüs 18:15-20 geconfronteerd wegens uitlatingen op deze website. Men was geschrokken over de inhoud en de toon van de artikelen. Zo kun je toch niet dienstbaar zijn in de kerk? Het gaat er echter niet om of we dienstbaar zijn in de kerk. Het gaat er allereerst om of we een dienstknecht van de Heere Jezus Christus zijn (Romeinen 1:1). Dan heeft enkel het Woord van God zeggingskracht en niets anders. Alleen dan kunnen we elkaar dienen door de liefde (Gal. 5:23). Dan wordt er gehandeld zonder aanziens des persoons, en is het onmogelijk om valse leraars de hand boven het hoofd te houden, of te zwijgen over de homofiele praktijken in de kerk en het onderwijs, of de zogenaamde Schrift Getrouwe Politiek te steunen.

Het genoemde gedeelte in het Evangelie naar de beschrijving van Mattheüs begint in vers 15 met de woorden: "Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen". Het gaat hier dus in de eerste plaats niet over een publieke vermaning zoals de apostel Paulus deed richting de apostel Petrus in Antiochië. Dat kunt u lezen in Galaten 2:11-14. Het gaat hier over het zondigen van de ene broeder tegen de andere broeder. Dat dient niet direct publiek bekend te worden gemaakt. Pas als de broeder niet hoort, en hij na vermaning door twee of drie getuigen nog niet hoort, dan dient het publiek gemaakt te worden in de gemeente. Hoort hij dan nog niet, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar, zo lezen we in vers 17.

Gods Woord leert dat openbare zonden ook in het openbaar bestraft dienen te worden. Bij verborgen zonden kan een mens niet intreden, maar alleen de Heere door Zijn Woord en Geest. In 1 Timotheüs 5:20 staat: "Bestraf die zondigen, in tegenwoordigheid van allen, opdat ook de anderen vrees mogen hebben." In dit gedeelte gaat het over de ouderlingen, echter dat geldt ook voor anderen zoals de kanttekeningen terecht opmerken. We zien dit ook bij de zonde van David met Bathseba, wanneer David bestraft wordt door de profeet Nathan en bij vernieuwing in de schuld voor God komt. Maar zoals al gemeld ook de bestraffing van Petrus door Paulus staat in het kader van de openbare bestraffing.

Dit betekent dus dat uitlatingen van predikanten in het openbaar, denk aan de coming out van ds. D. Burggraaf onlangs in het RD, of wat zichzelf christelijk noemende politici zeggen of schrijven, dus in het openbaar bestreden en bestraft moeten worden. Een beroep op Mattheüs 18:15-20 om eerst na te gaan of ze het wel zo bedoeld hebben is dus geheel misplaatst. Een beroep op bijvoorbeeld 1 Korinthe 13, waar het handelt over de uitnemendheid van de liefde, is ook misplaatst, voorzover het gebruikt wordt om het in mindering te brengen op de eer van God en Zijn getuigenis. Dan hebben we het over verborgen liefde die hoger geacht wordt dan de openbare bestraffing. Dat is nu net het omgekeerde van wat Salomo schrijft in Spreuken 27:5, waar staat:" Openbare bestraffing is beter dan verborgen liefde."

De Heere Jezus Christus werd gedreven door de volmaakte liefde toen Hij Petrus bestrafte met de woorden in Mattheüs 16:23: "Ga weg achter Mij, satanas, gij zijt Mij een aanstoot; want gij verzint niet de dingen die Gods zijn, maar die der mensen zijn." Ook de apostel Paulus werd gedreven door de Geest en de liefde van Christus toen hij de apostel Petrus bestrafte in Antiochië vanwege zijn veinzing met de Joden. De apostel Paulus werd door diezelfde Geest en liefde gedreven toen hij in 1 Korinthe 5:2 tegen de gemeente van Korinthe beveelt om iemand, een broeder genaamd zijnde, die zich schuldig maakte aan een ernstige vorm van hoererij uit het midden van de gemeente te verwijderen. De apostel had zijn bekering op het oog. Tegenwoordig wil men iedereen in de gemeente maar binnenboord houden met een beroep op de liefde, maar dat is niet meer dan een beroep op de natuurlijke liefde. Als we niet meer hebben dan natuurlijke liefde dan geldt dat de barmhartigheden die we menen uit te oefenen naar de ander toch wreed zijn (Spreuken 12:10).

We zien in 2 Korinthe 2 dat daar gesproken wordt over het wederom opnemen in de gemeente van een boetvaardige zondaar. De liefde (van 1 Korinthe 13) moest aan een zodanige bevestigd worden. Dat is ook het doel van de kerkelijke tucht: de bekering van de zondaar (in aanvang of voortgang). Deze vorm van pastoraat wordt in onze dagen echter verafschuwd. De woorden van de Heere Jezus uit Mattheüs 16:23 zouden als hatelijk en liefdeloos worden bestempeld. Hetzelfde geldt voor de handelswijze van de apostel Paulus in 1 Korinthe 5, of de openbare vermaning door hem van de apostel Petrus. Vandaag de dag zou men zeggen tegen Paulus: "Joh, zou je niet eerst even met Petrus een gesprek onder vier ogen aangaan om eens te onderzoeken wat nu werkelijk zijn oogmerken waren. Misschien bedoelde hij het wel goed?".

Zo lijkt men ook te handelen met de situatie rond ds. D. Burggraaf. Inmiddels is het drie maanden geleden dat hij in het openbaar zijn uitlatingen heeft gedaan en er is vanuit de HHK nog niets vernomen. Na zijn publicatie volgde geen openbare bestraffing, wat volgens Gods Woord wel had moeten gebeuren. Toen ds. A.T. van Andel zijn uitlatingen had gedaan in het kerkblad van Montfoort en dit bekend werd, stond men binnen de HHK wel in de rij om zijn afschuw kenbaar te maken. Het Bijbelse spreken van ds. Van Andel wordt wel in het openbaar bestraft (in dit geval geheel onterecht) en het goddeloze spreken van ds. D. Burggraaf inzake zijn coming out en homovisie wordt verzwegen (terwijl men hier wel een publieke bestraffing en tucht direct had moeten laten ingaan). Wat recht is praat men krom, en wat krom is praat (of laat) men recht.

In het geval dat er door een journalist een artikel wordt geschreven over wat een ander gezegd zou hebben, dient eerst onderzocht te worden of dit op waarheid berust. We kennen allemaal wel het spelletje dat als je tien mensen op een rij zet en de eerste iets verteld, dat het bij de tiende geheel anders is. Als echter een persoon in kwestie zelf een artikel schrijft, bijvoorbeeld in het geval van ds. D. Burggraaf waarbij de strekking van zijn betoog geheel duidelijk was, dan hoeft helemaal geen onderzoek plaats te vinden, maar dient direct de tucht te worden gehanteerd overeenkomstig 1 Korinthe 5. Het gaat er niet om, om met de botte bijl door een bos wild om ons heen te slaan, maar het is hetgeen de Heere ons in Zijn Woord ons beveelt te doen. Weet gij niet, dat een weinig zuurdesem het gehele deeg zuur maakt? (1 Korinthe 5:6)

Ook wordt vaak gehoord dat je niet mag oordelen over een ander. Inderdaad kunnen we niet oordelen over het hart van een ander, echter is het wel zo dat uw spraak u openbaar maakt. In Johannes 7:24 zegt de Heere Jezus: "Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt een rechtvaardig oordeel." Het dient dus een rechtvaardig oordeel te zijn als er sprake is van de tucht of de vermaning. Oordelen in de Bijbelse zin van het woord is dus geboden en dat dient door Gods knechten ook uitgeoefend te worden. Dat staat ook zeer helder verwoord in Psalm 149:6-9, waar staat dat de verheffingen Godes in hun keel zullen zijn, en een tweesnijdend zwaard in hun hand, om wraak te doen over de heidenen, en bestraffingen over de volken, om hun koningen te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien, om het beschreven recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Hallelujah!"

Als het gaat over de toon in de artikelen, dan wordt al gauw gezegd dat de toon de muziek maakt. De vraag is dan wel, welke toon ze bedoelen, want je hebt zachte tonen, maar ook harde tonen. Als de bazuin aan de mond gezet wordt dan is dat geen zacht geluid, maar overluid hoorbaar. Als een vader met een kind aan de hand loopt langs de weg, en het kind ontrukt zich en wil de straat overrennen met passerende auto's, dan zal de vader hard ingrijpen. Tegen het ongoddelijk ijdel roepen van heden ten dage (al is het van alle tijden) dient men zich te stellen, overeenkomstig het bevel van de apostel Paulus aan Timotheüs (2 Tim. 2:16). De diaken Stefanus had volgens de huidige maatstaven ook een andere toon moeten aanslaan tegen de godsdienstige Joden in zijn tijd, en ook Johannes de Doper met zijn uitspraak over adderengebroedsels had direct op non-actief gesteld moeten worden volgens de huidige liefdesmaatstaven van de godsdienstigen.

De uitspraak van de apostel Paulus in Galaten 1:8, waar staat: "Doch al ware het ook dat wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigde buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.", zou men bestempelen als betweterigheid. Nou, nou, Paulus zou men vandaag de dag zeggen. Zou je niet een toontje lager zingen. Jij weet het ook altijd beter. We zien in Gods Woord dat als het gaat om de ere Gods, dat Gods knechten zich als een leeuw openbaren, net als de Leeuw uit Juda's stam. Als het echter gaat om eigen eer dan vertonen ze het beeld van het Lam Gods, toen Hij zweeg in de zaal van Kajafas.

We sluiten af met de woorden uit het laatste hoofdstuk van de zendbrief van de apostel Jakobus, waar staat in hoofdstuk 5:19-20: "Broeders, indien iemand onder u van de waarheid is afgedwaald, en hem iemand bekeert, Die wete dat degene die een zondaar van de dwaling zijns wegs bekeert, een ziel van den dood zal behouden en menigte der zonden zal bedekken." We hebben dan geen strijd te voeren tegen vlees en bloed, maar te strijden als een goed krijgsknecht van Jezus Christus (2 Timotheüs 2:3 en 2 Korinthe 10:3-4). Medestrijders dus in de geestelijke krijg (Filemon:2). Dan moet mensenvrees wijken, want in de liefde is geen vrees (1 Johannes 4:18). Geve de Heere dat te mogen beoefenen door u, lezers en door mij.

M.G. van der Hoeven