De video toont aan de ene kant het in en in trieste dat een moeder haar zuigeling heeft weggeworpen in een riool, tegelijk het wonderlijke van Gods voorzienigheid dat dit kind door een andere vrouw uit het riool is gehaald toen ze het gehuil van de baby hoorde. De navelstreng zat nog aan het kind en om het kind. Zo werd het kind geheel besmeurd uit het riool opgetrokken. Ze werd gewassen met water zodat alle vuilheid afgespoeld werd. In deze video schittert het eenzijdige werk Gods in de bekering van een vuile zondaar die in het riool van de zonde en de dood ligt, onmachtig om zichzelf daaruit te verlossen.
Bij de profeet Ezechiël lezen we: "En aangaande uw geboorten: ten dage als gij geboren waart, werd uw navel niet afgesneden; en gij waart niet met water gewassen toen Ik u aanschouwde; gij waart ook geenszins met zout gewreven, noch in windelen gewonden. Geen oog had medelijden over u, om u een van deze dingen te doen, om zich over u te erbarmen; maar gij zijt geworpen geweest op het vlakke des velds, om de walgelijkheid van uw ziel, ten dage toen gij geboren waart. Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef. Ik heb u tot tienduizend, als het gewas des velds, gemaakt; en gij zijt gegroeid en groot geworden en zijt gekomen tot grote sierlijkheid; uw borsten zijn vast geworden en uw haar is gewassen, doch gij waart naakt en bloot. Als Ik nu bij u voorbijging, zag Ik u, en zie, uw tijd was de tijd der minne ; zo breidde Ik Mijn vleugel over u uit en dekte uw naaktheid; ja, Ik zwoer u en kwam met u in een verbond, spreekt de Heere HEERE, en gij werdt Mijne. Daarna wies Ik u met water, en Ik spoelde uw bloed van u af, en zalfde u met olie (Ezechiel 16:4-9)." Ook in hoofdstuk 36 bij de profeet Ezechiël kunnen we lezen van deze reiniging als de HEERE betuigt dat Hij rein water zal sprengen en dat ze rein zullen worden van al hun onreinheden en van al hun drekgoden.
We moeten allen van de drek gewassen worden, want anders zijn we nog rein in eigen oog, zo schrijft koning Salomo in Spreuken 30:12. Deze geestelijke reinigmaking geschiedt als de Heere Jezus Zich openbaart aan de ziel, liggende midden in de verlorenheid, en levendmakend spreekt tot de ziel: Leef, ja leef! De Heere zegt tegen Zijn discipelen: "Gijlieden zijt nu rein om het woord dat Ik tot u gesproken heb. (Johannes 15:3)", en dat woord hebben ze door een waar geloof mogen aannemen. Zo spreekt de Heere Zijn volk zalig (rechtvaardig verklaring) en wordt Christus en Zijn weldaden door een waar geloof aangenomen. Zij zullen komen met geween, en met smekingen zal Ik hen voeren; Ik zal hen leiden aan de waterbeken, in een rechten weg, waarin zij zich niet zullen stoten; want Ik ben Israël tot een Vader, en Efraïm, die is Mijn eerstgeborene (Jeremia 31:9). Ze zullen met de tollenaar in de tempel boetvaardige voeten (van verre staande), boetvaardige ogen (wilde zelfs de ogen niet opheffen naar de hemel), boetvaardige handen (sloeg op zijn borst) en boetvaardige lippen (O God, zijt mij zondaar genadig) ontvangen, Lukas 18:13. Zo wordt dé goddeloze getrokken uit de duisternis tot Zijn wonderbaar Licht, en gerechtvaardigd door het spreken Gods in Christus en toegepast door de Heilige Geest.
De baby in de video krijgt een naam wat vrijheid betekent. Ook dit is weer een Bijbels beeld. Gods volk wordt namelijk in de vrijheid gezet. Ze liggen van nature in de gebondenheid aan de satan en aan zonde door de val in Adam in het paradijs, waar we goed door God zijn geschapen en tot Zijn eer hebben gewandeld. We hebben ons echter in het riool van de zonde gestort en als gevolg daarvan zijn we onderworpen geworden aan de drievoudige dood: de geestelijke dood, de tijdelijke dood en de eeuwige dood. Echter als de Heere ons vindt op het slagveld van vrije genade dan worden we in de ware vrijheid gezet. Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn (Johannes 8:36). Vrijgemaakt van de dienstbaarheid aan de duivel en de dienstbaarheid aan de zonde. Want die in den Heere geroepen is, een dienstknecht zijnde, die is een vrijgelatene des Heeren; desgelijks ook die vrij zijnde geroepen is, die is een dienstknecht van Christus (1 Korinthe 7:22). In de Romeinenbrief schrijft de apostel Paulus: "Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwheid des Geestes, en niet in de oudheid der letter." Gods volk is gestorven door de wet aan de wet om Gode te leven (Gal. 2:19-20). Ze wandelt door de wet des geloofs (Romeinen 3:27) ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus (Hebreeën 12:2). Dat is de ware vrijheid.
Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest. Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde
en des doods (Romeinen 8:1-2). Dat volk wordt niet meer door de geest der dienstbaarheid gedreven maar door de Geest der aanneming tot kinderen, door Welke (Geest) zij roepen: Abba, Vader (Romeinen 8:15).
De Heere nu is de Geest; en waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid (2 Korinthe 3:17). Staat dan in de vrijheid met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen
(Galaten 5:1). Maar die inziet in de volmaakte wet, die der vrijheid is, en daarbij blijft, deze geen vergetelijk hoorder geworden zijnde, maar een dader des werks, deze,
zeg ik, zal gelukzalig zijn in dit zijn doen (Jakobus 1:25). Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van de kwade consciëntie, en het lichaam gewassen zijnde
met rein water (Hebreeën 10:22). Daar komt alles op af: de duivel, de wereld en het eigen vlees. Daarover schrijft de apostel Paulus o.a. in Romeinen 7. Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem Die ons
liefgehad heeft. Want ik ben verzekerd dat noch dood noch leven, noch engelen noch overheden noch machten, noch tegenwoordige noch toekomende dingen,
Noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere (Romeinen 8:37-39).
AMEN.
M.G. van der Hoeven
Ga naar home pagina "Het gekrookte riet"